Met het invallen van de herfst is het ook tijd om na te denken wat er in de tuin allemaal gesnoeid moet worden. Heeft de buurman een mooie bessenstruik waar je graag ook een exemplaar van zou hebben? Of staan er struiken of bomen in de tuin waar je graag meerdere exemplaren van zou willen hebben? Dan is het ook het moment om stekken te nemen. Stekken in de herfst en winter hoor ik u denken? Dat kan inderdaad. Dat worden winterstekken genoemd.
Wanneer winterstek nemen
Een winterstek is een stek –de naam zegt het al- die in de winter genomen wordt. Zodra de bladeren van de boom of struik zijn gevallen, en de plant dus in winterrust gegaan is, kan je stekken snijden. Kies hiervoor een mooie droge vorstvrije periode uit.
Types
Er zijn grofweg 4 types winterstekken te herkennen, waarvan er 3 een gelijke behandeling kennen. De gewone stek, de hielstek en een T-stek worden op een gelijke manier behandeld en verschillen alleen in het deel van de tak dat benut wordt. De knoop of oogstek wordt anders behandeld. Om te zien welke planten geschikt zijn, en welke methode te gebruiken, bekijk onze vermeerderingstabel.
De gewone, hiel- en T-stekken worden na het voorbereiden (Zie hieronder) in bosjes van maximaal 20cm doorsnede bij elkaar gebonden. Hierbij worden de onderkanten van de stek (De kant die aan de plant onderaan zat, dit blijft de onderkant!) gelijk gehouden. Het is geen probleem als de bovenkanten ongelijk. Zet het bundeltje met stekken op een beschutte plek (bv in een hoek van de heg of schutting, waar geen directe zon op kan komen, en de oostenwind er niet direct vat op heeft), voor ongeveer 2/3 in de grond. Druk de grond goed stevig om de stekken aan. Om vocht problemen te voorkomen kan het in gebieden waar de bodem niet zandig is helpen om een paar handen scherp zand in het plantgat te gooien en deze te vermengen met de grond ter plekke. Hierdoor wordt drainage verbeterd en het risico op rotting kleiner. Eventueel kan de bundel extra beschermd worden door een handvol bladeren er overheen te leggen. De planten worden in bundels gezet om ze wederzijds te beschermen tegen het weer. Het stek-succes is hierdoor groter.
De bundel kan vervolgens tot midden maart hier blijven staan. Na elke periode van vorst is het verstandig om te controleren of de bundel niet omhoog gevoren is. Indien nodig kunt u met de voeten de grond rondom weer aandrukken. Gedurende deze periode zal de plant beginnen met wondweefsel te vormen (Callus) waarna wortelaanzetjes gevormd worden. Dit laatste is in veel planten goed zichtbaar als kleine witte verdikkingen op de stengels. Sommige planten kunnen slecht wortels maken door de bast heen. Daarom wordt soms aangeraden om een schilvertje bast van een kleine cm lang aan de onderkant van de stek te verwijderen. Een nadeel hiervan is dat schimmels en dergelijk makkelijker de stek kunnen binnendringen.
Om te voorkomen dat jonge wortels afbreken bij het verplaatsen worden de bundels in maart uit elkaar gehaald, en de stekken individueel uitgeplant. Op dit moment hebben de stekken nog geen uitgegroeide wortels gevormd en blijven beschadigingen tot een minimum beperkt. Hou een tussenruimte van minimaal 40cm aan bij snelgroeiende planten soorten: De planten blijven in principe een jaar op deze plek staan om ze de kans te geven goed te wortelen.
In het voorjaar is het zaak de uitgeplante stekken goed vochtig te houden. Een deel van de stekken zal eerst wortels maken en daarna pas uitlopen. Deze zullen redelijk goed tegen korte drogere periodes kunnen. Er zijn echter ook soorten welke eerst blad maken, en de wortels pas nadat de eerste groei zichtbaar is. Deze zijn extreem gevoelig voor uitdrogen. Na midden juni kunnen alle stekken die geen groei vertonen verwijderd worden.
Gewone stek
Met gewone stek wordt gerefereerd aan stekken welke uit het middendeel van jonge takken worden gesneden. Jonge takken worden nadat de bladeren van de struik of boom zijn gevallen, tussen oktober en midden december, van de plant geknipt. De jonge, nog niet compleet verhoute top van de tak wordt weggeknipt en mag op de composthoop. Oudere delen (Stukken die bv van het jaar ervoor zijn) worden eveneens weg geknipt. Wat overblijft is een twijg die goed verhout is. Vervolgens worden stekken van 20-30cm lang geknipt: Knip de onderkant van de stek vlak onder de onderste knoppen af. De plek waar de knoppen zitten zijn natuurlijke afsluitingen van de stengels’ sapvaten. Bij uitdrogen en daardoor insterven van de tak zal hier een natuurlijke stop op het insterven zijn. 20-30 cm Verderop wordt de stek afgesneden. Hier wordt vlak boven een bladpaar afgesneden, wederom gebruik makende van het zelf-afsluitende mechanisme van de plant. Er kan gekozen worden om aan de bovenkant van de stek wat entwas (eventueel waxine-was of snoeiwond was) te gebruiken tegen overmatig uitdrogen. Herhaal dit process tot het gewenste aantal stekken bereikt is.
Langstek / Topstek
Dit zijn speciale gevallen van de gewone stek. Herbij wordt de top van de tak gebruikt, en worden stekken van soms wel 3 meter lang genomen. Deze stekken kunnen 30-50cm diep in de grond geplaatst worden. Indien ze beschut gestaan hebben, zal de hele stek overleven, en is meteen goed startmateriaal voor bv bomen beschikbaar.
Hielstek
De hielstek is een stek welke gemaakt wordt van zijtakken: De jonge scheut wordt voorzichtig los getrokken van de hoofdtak. Hierdoor komt een klein stukje van de hoofdtak en de bast mee: Een zogenaamd hieltje ontstaat. Snij of knip het rafelige eindje bast netjes af zodat een mooie gladde wond ontstaat. Dit heelt beter dan een rafelige wond, en ziektes hebben minder kans zich in de wond te vestigen. De stek zelf wordt wederom op 20-30 cm afgesnoeid.
T-stek
T-stekken worden gesneden van planten waarbij het eenjarige hout niet voldoende verhout om te kunnen stekken, danwel planten waar de wortelbeginsels vooral in ouder hout tot ontwikkeling komen. Knip een oudere tak met veel zijtakken af. De oude hoofdtak wordt in stukken geknipt, zo dat elke zijtak een paar cm hoofdtak aan zich heeft (Als een omgekeerde T). De bast aan de kant waar de zijtak zich niet bevind wordt licht beschadigd, om wortelvorming te bevorderen.
Knoop- of oogstek
Dit is een bijzondere manier van stekken; De verwerking: Jonge afgeharde scheuten worden in stukken geknipt, en wel zo dat de stek een knop bevat. Aan beide kanten van de knop wordt ongeveer 2 cm tak behouden. Zo ontstaan dus stekken van 4 cm lang, met een knop (of oog) in het midden. De stek wordt ofwel vertikaal in de grond gestoken (Let op boven en onderkant!) danwel plat in de grond gelegd. Hierbij moet de knop altijd precies boven de grond uitkomen. Zorg bij deze methode voor een warme plek: Tussen 8 en 15 graden is ideaal, en voor een hoge vochtigheid, bv door een plastic folie over de pot te spannen. Hierdoor ontstaat gespannen lucht, ideaal om uitdrogen tegen te gaan. Zodra de planten duidelijk aan het groeien zijn, kunnen we de planten afharden.